Hoofdstuk 6
Oefen hier de begrippen die aan de orde zijn gekomen in hoofdstuk 6 van je boek. Dit kun je op 2 manieren oefenen:
- Vanuit het begrip;
- Vanuit de definitie.
Het uiteenrafelen van een proces in activiteiten.
Het vervullen van de inkoopbehoefte van een organisatie.
Je bent bevoegd als je toestemming hebt een bepaalde handeling uit te mogen voeren.
De behoefte in een organisatie om in te kopen. Dit is per organisatie verschillend. Het kan gaan om inkoop van grondstoffen, maar ook volledige producten, kantoorartikelen of personeel.
Het aanvragen van een aanbod (prijsopgave) bij een bepaalde inkoopbehoefte. Veelal vraagt een organisatie verschillende offertes op bij diverse mogelijke leveranciers, om zodoende het beste aanbod te kunnen verkrijgen.
Dit is het bestand waarin alles rondom de inkoop wordt vastgelegd. Dus van het aanvragen van inkoopoffertes tot en met de betaling.
Als er gebruik wordt gemaakt van een offerte of als er direct ingekocht wordt bij een leverancier, spreken we van een inkoopbestelling. Je plaatst dus daadwerkelijk een bestelling en gaat hiermee een verbintenis aan met een leverancier.
Als je daadwerkelijk besteld hebt, spreken we van een inkooporder. Het voorlopige karakter van een offerte is eraf, dus nu is het definitief en krijgt het de status van inkooporder.
Als goederen verstuurd worden, zijn ze vergezeld van een pakbon. Hierop staat welke goederen er geleverd zijn met het geleverde aantal erbij.
Goederen worden (steekproefsgewijs) gecontroleerd op kwaliteit. Bij het bestellen zijn bepaalde kwaliteitseisen afgesproken.
Als goederen worden afgeleverd en er wordt getekend voor ontvangst. We spreken dan van kwijting, omdat de leverancier na het tekenen geen verantwoordelijkheid meer heeft over deze goederen.
Het systeem waarin de voorraad wordt geregistreerd. Dit wordt ook wel het voorraadbestand genoemd.
Het bestand waarin de voorraad wordt geregistreerd. Dit wordt ook wel het voorraadsysteem genoemd.
De waarde van voorraad in euro's. De voorraadstand wordt na het ontvangen van goederen opgehoogd met de ontvangen aantallen vermenigvuldigd met de inkoopprijs of een vaste verrekenprijs. Bij goederenafgifte wordt de voorraadstand verlaagd met de waarde.
De factuur die behoort bij de bestelling en dus bij de inkooporder. Deze kan direct bij een levering zitten, maar kan ook nagestuurd worden.
De administratie waarin de inkomende facturen worden geregistreerd per crediteur. Dit is veelal direct gekoppeld aan de financiele administratie.
De crediteurenadminsirtateur matcht facturen volgens de 3-weg-methode. Hierbij wordt de inkoopfactuur gematcht met de goederenontvangt en de inkooporder. Als dit klopt, wordt de betaling akkoord gegeven en wordt de inkoopfactuur klaargezet voor betaling. Hiervoor is inzage nodig in het inkoop- en voorraadbestand.
Alle facturen die tegen het einde van de betalingstermijn aanlopen.
Degene die bevoegd is om de betalingen te mogen doen. Vaak is dit de (financieel) directeur of controller.
De betaalopdracht verstrekken aan de bank.
De output van het betaalbaarstellen van de inkoopfacturen.
Goederen die niet nodig zijn voor het primaire proces, maar wel degelijk nodig zijn. Denk hierbij aan een laptop, kantoormateriaal, schoonmaakmiddel, etc.
Het uiteenrafelen van een proces in activiteiten.
Het vervullen van de inkoopbehoefte van een organisatie.
Je bent bevoegd als je toestemming hebt een bepaalde handeling uit te mogen voeren.
De behoefte in een organisatie om in te kopen. Dit is per organisatie verschillend. Het kan gaan om inkoop van grondstoffen, maar ook volledige producten, kantoorartikelen of personeel.
Het aanvragen van een aanbod (prijsopgave) bij een bepaalde inkoopbehoefte. Veelal vraagt een organisatie verschillende offertes op bij diverse mogelijke leveranciers, om zodoende het beste aanbod te kunnen verkrijgen.
Dit is het bestand waarin alles rondom de inkoop wordt vastgelegd. Dus van het aanvragen van inkoopoffertes tot en met de betaling.
Als er gebruik wordt gemaakt van een offerte of als er direct ingekocht wordt bij een leverancier, spreken we van een inkoopbestelling. Je plaatst dus daadwerkelijk een bestelling en gaat hiermee een verbintenis aan met een leverancier.
Als je daadwerkelijk besteld hebt, spreken we van een inkooporder. Het voorlopige karakter van een offerte is eraf, dus nu is het definitief en krijgt het de status van inkooporder.
Als goederen verstuurd worden, zijn ze vergezeld van een pakbon. Hierop staat welke goederen er geleverd zijn met het geleverde aantal erbij.
Goederen worden (steekproefsgewijs) gecontroleerd op kwaliteit. Bij het bestellen zijn bepaalde kwaliteitseisen afgesproken.
Als goederen worden afgeleverd en er wordt getekend voor ontvangst. We spreken dan van kwijting, omdat de leverancier na het tekenen geen verantwoordelijkheid meer heeft over deze goederen.
Het systeem waarin de voorraad wordt geregistreerd. Dit wordt ook wel het voorraadbestand genoemd.
Het bestand waarin de voorraad wordt geregistreerd. Dit wordt ook wel het voorraadsysteem genoemd.
De waarde van voorraad in euro's. De voorraadstand wordt na het ontvangen van goederen opgehoogd met de ontvangen aantallen vermenigvuldigd met de inkoopprijs of een vaste verrekenprijs. Bij goederenafgifte wordt de voorraadstand verlaagd met de waarde.
De factuur die behoort bij de bestelling en dus bij de inkooporder. Deze kan direct bij een levering zitten, maar kan ook nagestuurd worden.
De administratie waarin de inkomende facturen worden geregistreerd per crediteur. Dit is veelal direct gekoppeld aan de financiele administratie.
De crediteurenadminsirtateur matcht facturen volgens de 3-weg-methode. Hierbij wordt de inkoopfactuur gematcht met de goederenontvangt en de inkooporder. Als dit klopt, wordt de betaling akkoord gegeven en wordt de inkoopfactuur klaargezet voor betaling. Hiervoor is inzage nodig in het inkoop- en voorraadbestand.
Alle facturen die tegen het einde van de betalingstermijn aanlopen.
Degene die bevoegd is om de betalingen te mogen doen. Vaak is dit de (financieel) directeur of controller.
De betaalopdracht verstrekken aan de bank.
De output van het betaalbaarstellen van de inkoopfacturen.
Goederen die niet nodig zijn voor het primaire proces, maar wel degelijk nodig zijn. Denk hierbij aan een laptop, kantoormateriaal, schoonmaakmiddel, etc.
Heb je een docentcode ontvangen?

Dit kan ook later. Je vindt de docentcode in het linkermenu.